Mensen hebben veel voordeel van dieren; ze leveren ons vlees, melk en eieren. Plus wol en leer, en natuurlijk hun gezelschap en hun trekkracht. En heel veel mest - een beetje meer dan ons lief is.
De Nederlandse veehouderij is om twee redenen wereldberoemd:
1. De melkveehouderij heeft al eeuwenlang koeien die tot de beste ter wereld behoren; dat zorgt bovendien voor het typisch Hollandse landschap met koetjes in de wei.
2. De hoge productiviteit van de zeer intensieve houderij van varkens, kippen en vleesrunderen, allemaal bedoeld voor de productie van vlees.
De weilanden, voor koeien, schapen en ander vee, beslaan ruim 1 miljoen hectare (10.000 km2), dat is ruim een kwart van Nederland. Het totale boerenland, met akkers, boerderijen en schuren, is bijna twee keer zo groot.
Kracht is zwakte
De kracht van de veehouderij, in Nederland en de hele wereld, is dat diverse rassen hoogproductief zijn gefokt: ze geven enorm veel melk, of veel goed vlees.
Maar op de langere termijn is dat tegelijk de zwakte. Op deze manier blijven er maar enkele rassen over, de rest sterft uit. Als op enige moment andere eigenschappen belangrijk worden (bijvoorbeeld weerstand tegen ziektes), dan kunnen ook die zijn uitgestorven.
Economisch belang
De land- en tuinbouw zijn van groot belang voor de Nederlandse economie. Verdiende ons land vroeger veel met koeien en hun producten, later werd varkensvlees een grote inkomstenbron. Tegenwoordig is vooral de tuinbouw een krachtige en groeiende sector. Zie bijvoorbeeld een cijfermatig overzicht uit 2012 van de hele Nederlandse land- en tuinbouw. Of het jaarlijkse Landbouw-Economisch Bericht (versie 2012).