De natuur levert ons alle voedingsmiddelen die we nodig hebben. Logisch: was dat niet zo, dan zouden we niet bestaan. Maar de natuur levert ook veel eetbare dingen die we niet echt nodig hebben, maar die het leven wel extra lekker en leuk maken. Bijvoorbeeld kruiden en specerijen.
Kruiden zijn bijna altijd bladeren (vers of gedroogd, soms verpulverd) van planten en geven een milde smaaksensatie. Smaak is belangrijk, maar de essentie is de geur.
Ze komen gewoon uit eigen land en Europa, uit gematigde streken.
Specerijen smaken veel pittiger, intensiever. Ze ruiken vaak sterk, maar werken direct in op de smaakpapillen. Specerijen zijn juist afkomstig van andere delen van planten, die bovendien vaak alleen groeien in de tropen.
Geurige kruiden
Kruiden bestaan er in overvloed, in heel veel geuren en smaken. Elke plant die lekker ruikt zodra je een blaadje iets verkreukelt is eigenlijk een kruid. In de loop van eeuwen hebben koks ontdekt welke planten goed combineren met bepaalde etenswaren. Een resultaat daarvan is het gebruikelijke kruidenrekje in bijna elke keuken.
Pittige specerijen
Specerijen zijn gewoonlijk gedroogde andere delen van een plant: pitjes, zaden, bloemknoppen, stengels, bast, wortels. In gedroogde vorm smaken ze meestal intensiever dan vers - dat is bij kruiden meestal precies andersom. Bekende voorbeelden zijn peper, nootmuskaat en kruidnagel.
Lekker en nuttig
Kruiden hebben eigenlijk alleen de functie om eten lekkerder te laten smaken. Specerijen, vooral de heel scherpe, helpen ook om voedsel te beschermen tegen insecten of bacteriën. Hete pepers waren vroeger, vooral in arme en warme landen, de enige manier om bijvoorbeeld vlees veilig te houden. Zoals wij vroeger aanzuren gebruikten voor verlenging van de houdbaarheid (zuurkool, karnemelk). Nu hebben we voor een goede bewaring koelkast en diepvries.