Zonder planten geen voedsel. Vlees kan ook alleen omdat dieren planten eten. Planten groeien 'vanzelf', uit zonlicht, water en voedingsstoffen in de grond. Dat levert ons een grote rijkdom op: aardappelen, groenten, fruit, granen, olie, bieten en knollen, erwten en bonen. En bloemen en frisse lucht.
Fruit is het makkelijkste eten. Alleen maar pellen of schillen, of vaak hoeft zelfs dat niet eens – en háp. Nog hartstikke gezond ook.
Sla is ook zó te eten, net als worteltjes en radijs. Veel andere groenten zijn harder, en moeten gekookt worden. Dat geldt ook voor aardappelen en andere wortels, knollen en bollen.
Heel gezond zijn ook granen. Maar die moeten eerst worden gekookt (rijst) of gemalen, vermengd en gebakken (brood).
Nuttige stoffen
Verder halen we een enorm arsenaal aan andere nuttige stoffen uit planten. Die zijn om te eten (suiker, olie) of om te gebruiken (vezels, hout, kleur-, geur- en smaakstoffen).
Nederland kent een gematigd klimaat, en is geschikt voor de verbouw van veel gewassen. Om economische redenen (dure grond, turboteelt als norm) beperken de meeste boeren en tuinders zich tot maar enkele gewassen.